vervolg van de beginpagina…
De historie van Fiat in een uitgebreide notendop
Op de site van Fiat Club Nederland hoort natuurlijk de historie van Fiat thuis. Een uitgebreid verhaal dat we hier vertellen, steeds in episodes van ongeveer 20 jaar. Veel van de informatie komt van Fiat SPA, Wikipedia en diverse bekende Fiat-boeken (o.a. dat van Michael Sedgwick).
Fiat is wereldwijd een van de oudste automerken. Er is dus veel historie.
De familie Agnelli zal zijn stempel flink drukken op Fiat voor een hele lange periode van ons favoriete merk.
1899 Palazzo Bricherasio
oprichtingsvergadering FIAT op 11 juli 1899
periode 1920 – 1940
In het begin van de jaren twintig ondervond Fiat veel problemen; deze werden deels veroorzaakt door de politieke en sociale conflicten van na de eerste Wereldoorlog: in de jaren 1919-1920 organiseerde de Communistische Partij grote stakingen die werden geleid door Antonio Gramsci en Palmiro Togliatti (die nog een stad naar zich genoemd kreeg. De Communistische Partij nam de leiding van een groot deel van de fabrieken over maar tot een succes kwam dit niet echt.
Giovanni Agnelli werd in 1920 benoemd tot bestuursvoorzitter en slaagde er in Fiat weer op de rit te krijgen. Er moest daarvoor wel stevig in de kosten worden gesneden. Door al deze ontwikkelingen werd de nieuwe fabriek in Lingotto, die al in 1917 was opgeleverd, pas in 1923 werkelijk in vol bedrijf genomen. Lingotto stond model voor de veranderende tijden: de lopende band werd geïntroduceerd en er kwamen nieuwe werkprocessen tot stand. Het was in die periode ook de grootste autofabriek ter wereld!
Onder het bewind van Agnelli breidde Fiat rond 1922 zijn activiteiten uit naar civiele luchtvaart en werd “Grandi Motori” opgericht, voor de bouw van scheepsmotoren. De AL dubbeldekker vliegt dat jaar voor het eerst.
Tussen 1921 en 1929 worden veel nieuwe modellen geïntroduceerd in de 5** serie: de 503, 509, 520, 514 en de 525. De SuperFiat 519 met 6-cilinder motor is daar een topstuk van. In 1928 heeft Fiat een wereldprimeur met de montage van aluminium cilinderkoppen op een auto in serieproductie.
Van 1915 – 1917 wordt de Lingotto fabriek gebouwd
toen de grootste autofabriek in Europa
periode 1940 – 1960
1940 begint voor Fiat met een wereldrecord voor dieselaangedreven treinen, dat wordt behaald met de 016 die meer dan 160 km/u bereikt.
Zoals al in een eerder artikel vermeld ging de productie van auto’s in het begin van de Tweede Wereldoorlog flink omlaag en steeg die van oorlogsmaterieel – vrachtwagens, pantsermateriaal, vliegtuigen en scheepsmotoren – enorm.
Fiat blijft echter wel ontwikkelen op andere gebieden en in 1942 verschijnt de 700D, een conventionele tractor. De “50”, een diesel rupstractor, wordt wel gebouwd maar die wordt verborgen gehouden uit angst dat hij zal worden gevorderd door de Duitsers. Na de oorlog wordt hij echter massaal geproduceerd.
Op 19 december 1945 overlijdt Giovanni Agnelli, die het dankzij zijn bijdragen aan de economie van Italië tot Senator had gebracht. Vittorio Valletta neemt de functies van Agnelli over omdat kleinzoon Gianni Agnelli er nog lang geen zin in heeft een bedrijf te leiden. De productie van Fiat neemt in de na-oorlogse jaren een enorme vlucht en er verschijnen niet alleen veel nieuwe automodellen maar ook vvrachtwagens, bussen, landbouw- en grondverzetmachines, treinen, vliegtuigen en grote scheepsmotoren. Eigenlijk alles wat met mobiliteit te maken had.
De belangrijkste auto-modellen die Fiat uitbrengt zijn:
- de 500B, een doorontwikkeling van de 500A Topolino maar nu met kopklepmotor. Hiervan kwam ook weer een kleine bestelwagen, de 500 Furgoncino uit.
- Een nieuwe 1100
- Een facelift van de 1500 (1500D en 1500E)
wordt - En als blijk van een nieuw vertrouwen in de toekomst de “1100S”.
De 1100S is een populaire auto in allerlei evenementen, tot in de Verenigde Staten toe (met Otto Linton in Palm Beach).
Dat dit vertrouwen er is blijkt uit de resultaten van Fiat in 1949: ruim 70.000 werknemers en zwarte cijfers onder de streep. En de automobielindustrie is de aanjager van de economie. Tussen 1949 en 1960 stijgt het aantal auto’s per inwoner van 1 op 96 naar 1 op 28. In 1963 is dat zelfs 1 op 11 ! De productie verzesvoudigt in deze periode.
Dat gaf Fiat de financiële mogelijkheid om ook andere disciplines verder uit te breiden.
Een daarvan is Grandi Motori waar de scheepsmotoren worden gebouwd. In 1951 wordt de Giulio Cesare, een transatlantische lijnboot, te water gelaten.
Maar eerst nog 1950, het jaar van de Fiat 1400/1900. Dit was de eerste auto met zelfdragende carrosserie van Fiat in een ontwerp van Dante Giacosa
Deze opvolger van de 1500 werd aan het publiek gepresenteerd in Geneve. De prestaties waren wereldschokkend: 0-100 km/uur in een kleine 36 seconden met een topsnelheid van 120 km/uur voor de 1400 ! De auto was wel erg stil en comfortabel. Er werden er ongeveer 77000 van gebouwd, ook door Seat in Spanje.
En dan wordt het 1952 ! De 8V (Otto Vu) wordt in Geneve gepresenteerd; een nieuwe sportwagen in de hogere klasse.
De motor werd ontworpen door Dante Giacosa: hij tekende een 1996cc V8 met een blokhoek van 70° die 105pk haalde bij 5600rpm. De motor was oorspronkelijk bedoeld voor een luxe sedan van Fiat maar dat project werd gestopt. Volgens alle bronnen is de naam gekozen omdat Ford de naam V8 gepatenteerd had. De 8V was geen groot commercieel succes maar haalde vele prijzen bij allerlei evenementen. Normaal worden Fiats samengesteld uit onderdelen die ook op andere modellen te vinden zijn. Bij de 8V was dat niet zo. Alle onderdelen (behalve het differentieel) waren uniek voor deze auto. Siata leverde veel van deze delen en gebruikte ze ook in een eigen model, de 208. Van de Fiat 8V werden 114 exemplaren gebouwd tussen 1952 en 1955; 34 door Carrozzerie Speciale FIAT. De rest kreeg een nieuw carrosserie-ontwerp: Zagato, Vignale en Ghia maakten kleine series op basis van de Otto Vu en er is door Zagato ook een Spider gebouwd. De meest extreme is wel de “Demon Rouge” op basis van een ’52 model getekend door Michelotti in de tijd dat die bij Vignale werkte. Een van de drie die daarvan werden gebouwd staat in het Louwman Museum in Den Haag.
In 1952 komt Fiat met de 682N, een vrachtwagen die meer dan een kwart eeuw in allerlei varianten geproduceerd zal worden en die je, ook in Italië, nog kunt tegenkomen.
Een jaar later, bij de facelift van de 1400, presenteert Fiat de 1400 Diesel die eigenlijk 1900cc heeft. Het is de eerste Italiaanse personenauto met dieselmotor. De auto wordt 1400 Diesel genoemd om verwarring met de 1900 Benzine te voorkomen.
1955, een prachtig jaar voor de fans: de 600 wordt geïntroduceerd. Ook dit model werd door Giacosa getekend.
Het is de eerste achterwielaangedreven Fiat. Ondanks de grootte kunnen er 4 tot 5 passagiers in mee. Tussen 1955 en 1961 werder er meer dan een miljoen gebouwd en de Italiaanse productie liep door tot 1969, al werden licentieversies nog langer geproduceerd.
Dat Fiat nog kleinere succesnummers kan bouwen blijkt in 1956 als de 500 uitkomt. Ook deze is van de hand van Giacosa. In tegenstelling tot de 600 is de 500 meer bedoeld als praktische en economische “stadsauto” al komen ze overal terecht. Autobianchi bouwt op basis van de 500 de Bianchina.
Zowel de Fiat 500 als 600 waren bedoeld als opvolgers voor de 500 Topolino. Kijk het Retrotrenoregister op deze site voor meer informatie over deze auto’s.
de beroemde testbaan op het dak van Lingotto
periode 1960 – 1970
De jaren 60 staan in Italië in het teken van optimisme en economische groei en dat ziet Fiat terug in flink toenemende vraag. De productie van auto’s en trucks verviervoudigt en die van landbouwmachines verdubbelt ruim. Om dat te realiseren zijn er bijna twee keer zoveel personeelsleden nodig!
De grote sedans die in 1959 werden gepresenteerd kwamen voor het eerst op de weg en de andere modellen (500, 600, 1100, 1300 en 1500) waren ook erg succesvol.
Ondertussen zitten ze op de ontwerpafdeling niet stil. Fiat wil in ieder segment van de markt een auto kunnen leveren, de economie groeit en dus is er behoefte aan een model boven de 600.
Dante Giacosa gaat aan de gang en in 1964 wordt de Fiat 850 gepresenteerd.
Dit model is technisch geïnspireerd op de 600 maar toch net weer een stapje moderner en met een sterkere motor en net iets meer binnenruimte wordt ook dit een populair model.
In 1966 introduceert Fiat de 124, een nieuw model voor een nieuw tijdperk. Weg met de Amerikaanse invloeden zoals op de 1300 en 1500.
Aan het eind van het jaar wordt de 124 Spider gepresenteerd, een auto die moet gaan concurreren met Alfa’s, Lancia’s en een aantal buitenlandse sportwagens.
Er zijn dat jaar nog twee andere belangrijke momenten: Giovanni Agnelli, de kleinzoon van de oprichter, wordt voorzitter van de raad van bestuur en er wordt een overeenkomst getekend voor de oprichting van een fabriek in Togliattigrad, Rusland waar VAZ ongeveer tweeduizend Zhiguli’s zal gaan bouwen, gebaseerd op de Fiat 124. Buiten Rusland zouden deze geleverd worden als Lada’s.
Een jaar later, in 1967, volgen de Dino Coupé en Spider en de 124 Coupé. Ander goed nieuws is dat de 124 “Auto van het Jaar” wordt en dat Fiat een meerderheidsaandeel verwerft in Magneti Marelli, de producent van heel veel componenten in Fiat-modellen.
De fabriek in Rivalta gaat van start; Fiat maakt hier de 850 en de 124 Coupé en tevens de basis voor de Dino en de 124 Spider.
En dan komt de 128 uit: een revolutie qua techniek voor die tijd. Voorwielaandrijving was niet nieuw meer maar het concept van de auto was dat wel. De 128 werd dan ook zonder veel moeite “Auto van het Jaar” in 1969. Ook dit model zou in Rivalta worden gebouwd.
Fiat blijft groeien: Lancia wordt in 1969 overgenomen en Fiat neemt een 50% aandeel in Sefac-Ferrari. Sefac staat voor “Scuderia Enzo Ferrari Auto Corse”.
Het eind van de jaren 60 waren berucht om hun sociale onrust. Hier had ook Fiat last van en de financiele resultaten kwamen onder druk te staan. Toch investeerde Fiat stevig in de bouw van nieuwe fabrieken in Zuid Italië: Termini Imerese, Cassino, Termoli, Sulmona, Vasto, Bari, Lecce en Brindisi. Fiat begint ook met het decentraliseren van haar activiteiten om daar werkmaatschappijen van te maken. Waar bijvoorbeeld eerder personen- en vrachtauto’s in één fabriek werden gemaakt moest dat worden gescheiden. De eerste nieuwe organisaties zaten in de zware hoek: Fiat Macchine Movimento Terra, Fiat Engineering en Iveco, de truck-divisie.